Energiebudget van werkgever : no pasarán

Vorig jaar geleden pakte een belangrijke energieleverancier uit met een fiscale spitsvondigheid waardoor werkgevers hun medewerkers gratis verwarming of elektriciteit konden aanbieden. De werknemer was belasting op verschuldigd, maar de belastbare basis was veel lager dan de werkelijke waarde van het voordeel. Maar de minister van Financiën stak daar recent een stokje voor.

De truc van de forfaitaire waardering van de voordelen

Als een werkgever een voordeel aanbiedt aan een werknemer, dan wordt die werknemer belast op de werkelijke waarde van dat voordeel. Bij sommige voordelen wordt de waarde van het voordeel echter forfaitair gewaardeerd. Denken we maar aan de bedrijfswagen, een goedkope lening, …
Ook voor verwarming en elektriciteit bestaat er zo’n forfaitaire berekening, waarvan noch de werknemer/werkgever, noch de fiscus kan afwijken. 

Tot 2021 werd de terbeschikkingstelling van gratis elektriciteit gewaardeerd op 470 euro per jaar, en de terbeschikkingstelling van gratis verwarming op 930 euro. Voor leidinggevend personeel en bedrijfsleiders waren die bedragen respectievelijk 1.030 euro (elektriciteit) en 2.080 euro (verwarming).

Een grote energieleverancier bekwam in 2021 een ruling om deze forfaitaire waardering ook toe te passen op een nieuw product dat hij lanceerde. De werkgever kon dan met de energieleverancier een contract afsluiten voor de levering van energie en verwarming aan zijn personeelsleden. De werkgever betaalde de (integraal aftrekbare) factuur en de werknemer werd belast op een voordeel, dat bijzonder laag werd ingeschat.

Maar de minister liet intussen verstaan dat hij niet akkoord kon gaan met een dergelijke constructie en hij kondigde maatregelen aan. Midden december was het zover.

Koninklijk besluit beperkt het voordeel

Een koninklijk besluit van 19 december 2021 beperkt de forfaitaire waardering van het voordeel tot de situatie waarbij degene die het voordeel verleent, óók het onroerend goed ter beschikking stelt waarvoor het voordeel wordt verleend. Op die manier wordt de gunstige berekeningswijze beperkt tot de situaties waarvoor het forfait oorspronkelijk bedoeld was, namelijk voor de werknemer die moet wonen op een plaats die bepaald werd door de werkgever.

Betaalt uw werkgever de elektriciteitsfactuur van uw eigen privéwoning, dan wordt u opnieuw belast op de volle waarde van de factuur, alsof het om loon gaat.

Verleden en toekomst

Het ‘product’ dat de energieleverancier aanbood, was misschien wel nieuw, maar de techniek om de elektriciteits- en verwarmingsfactuur te laten betalen door de vennootschap, is dat niet. Zo gebeurde het ook dat de bedrijfsleider exact het bedrag van het voordeel ‘terugbetaalde’ aan de werkgever/vennootschap, zodat er geen ‘voordeel’ meer was. Maar ook dat stopt nu als de woning niet ter beschikking wordt gesteld door de vennootschap die ook de elektriciteits- of verwarmingsrekening betaalt, dan is een forfaitaire berekening van elektriciteit of verwarming niet meer mogelijk met ingang van 1 januari 2022.

De forfaitaire berekening van de voordelen en inkomsten stamt nog uit de tijd dat de fiscus niet voldoende middelen had om van elk mogelijk voordeel of inkomen de werkelijke waarde in te schatten of om erover in discussie te gaan met de belastingplichtige. Met de nieuwste ontwikkelingen op het vlak van dataverwerking is dat geen issue meer: de fiscus kan op vrij eenvoudige wijze de waarde van elk voordeel achterhalen.

Het ziet ernaar uit dat de aangekondigde grote hervorming van de personenbelasting, de forfaitaire waardering van de voordelen in het algemeen zal viseren. In de overwegingen van het KB over het energiebudget zien we al duidelijke verwijzingen naar de fiscale hervorming, maar ook de recente beslissing om vanaf 2028 de forfaitaire berekening van de inkomsten van tal van kleine zelfstandigen – kappers, bakkers, caféhouders, … – af te schaffen, zowel op het vlak van de btw, als op dat van de inkomstenbelastingen, is daar wellicht een voorbode daarvan.

De plenaire vergadering van de Kamer stemde in met een wetsontwerp dat winkeliers verplicht om cashbetalingen te aanvaarden.

Tegen eind maart moeten bedrijven vanaf 20 werknemers een opleidingsplan in het kader van de arbeidsdeal klaar hebben. Een bevraging leert dat bijna 4 op de 10 kmo's dat plan vandaag klaar heeft. Ongeveer een derde moet er nog aan beginnen.

Digitaal factureren tussen bedrijven wordt verplicht vanaf 1 januari 2026. Nog ver weg, denkt u? Toch wacht u er maar beter niet te lang mee.

We gebruiken cookies om uw taalvoorkeur bij te houden en surfervaring op deze website gemakkelijker te maken. Meer weten[OK]