Verhoging minimum belastbare winst: wanneer is er sprake van recidive?

Als een vennootschap haar aangifte niet of te laat indient, voorziet de wet in een minimale belastbare winst waarop belastingen moeten betaald worden. Bij recidivisme worden deze sommen verhoogd. Een recente circulaire omschrijft wanneer er sprake is van “herhaling”.

Geen of laattijdige aangifte

Tot aanslagjaar 2018 had de belastingadministratie de mogelijkheid om, in geval van niet-aangifte of bij een laattijdige indiening van de aangifte, de ondernemingen en de beoefenaars van een vrij beroep te belasten op een forfaitair minimumbedrag van minstens 19.000 euro.
Met de hervorming van de vennootschapsbelasting werd dit minimumbedrag in verschillende stappen opgetrokken voor ondernemingen onderworpen aan de vennootschapsbelasting of de belasting der niet-inwoners/vennootschappen.

Het bedrag wordt opgetrokken tot:

34.000 euro vanaf 01.01.2018 en van toepassing vanaf het aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt vanaf 01.01.2018;

40.000 euro vanaf 01.01.2020 en van toepassing vanaf het aanslagjaar 2021 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt vanaf 01.01.2020;

40.000 euro jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig artikel 178, § 2, KB/WIB 92 vanaf aanslagjaar 2022.

Daar komt ook nog een verhoging bovenop als de verplichting om een aangifte in te dienen of tijdig in te dienen meerdere keren niet wordt nageleefd. De verhoging bedraagt minimum 25% tot maximum 200%.

Deze minimumwinst is voor de fiscus een “bewijsmiddel”. Het is een vermoeden dat uw winst minstens 34.000 euro, 40.000 euro of nog meer bedraagt. U heeft het recht om het tegendeel te bewijzen maar de bewijslast van inkomsten en uitgaven is uiteraard heel wat moeilijker te realiseren dan een simpele aangifte.

Verhoging

Het bedrag van de minimaal belastbare winst wordt verhoogd als er meerdere keren een inbreuk gepleegd wordt. De verhogingen bedragen:

in geval van een tweede inbreuk: 25% (van de minimale belastbare winst van toepassing voor het betrokken aanslagjaar - dus eventueel geïndexeerd);

in geval van een derde inbreuk: 50%;

in geval van een vierde inbreuk: 100%;

in geval van een vijfde inbreuk of een daaropvolgende inbreuk: 200% ...

Omdat deze maatregel werd ingevoerd vanaf aanslagjaar 2019, kunnen de verhogingen ten vroegste toegepast worden vanaf aanslagjaar 2020, afhankelijk van het belastbaar tijdperk waarop de aangifte betrekking heeft.

Wat is een herhaling?

Van herhaling is sprake als de belastingplichtige meerdere malen geen aangifte indient of te laat. Andere soorten inbreuken (bijvoorbeeld een onderschatting van activa of gebrek aan bewijsmiddelen voor een uitgave) worden niet meegeteld voor de berekening van de verhoging.

Er is ook maar sprake van herhaling als de vorige inbreuk leidde tot een belastingheffing op basis van artikel 342, § 4, WIB 92, dat wil zeggen een belastingheffing op het forfaitaire minimum.
Er zal dus geen rekening gehouden worden met een eerdere niet-aangifte of laattijdige aangifte als die inbreuk enkel gestraft werd met een belastingverhoging (art. 444 WIB 92) en/of een administratieve boete (art. 445 WIB 92). Er is ook geen sprake van een vorige inbreuk als de fiscus liet weten dat er een ambtshalve aanslag met belasting op de minimale winst gaat komen, maar waar de belastingplichtige er tijdig in slaagt het bewijs te leveren van het juiste bedrag van de belastbare inkomsten.

Herhaling binnen de 4 aanslagjaren

Herhaling is het geval als een eerder misbruik zich heeft voorgedaan “in één van de laatste 4 aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarvoor de nieuwe inbreuk van niet-aangifte of laattijdige overlegging van de aangifte wordt begaan”.

Anders verwoord: het startpunt van de periode van 4 voorafgaande aanslagjaren is het aanslagjaar waarvoor de aangifte niet of laattijdig werd ingediend, zonder rekening te houden met het moment waarop de aangifte uiteindelijk werd ingediend (in geval van laattijdigheid) of had ingediend moeten worden (in geval van niet-indiening).

Stel dat een vennootschap in 2024 haar aangifte te laat indient en de fiscus gaat over tot taxatie overeenkomstig artikel 342, § 4, WIB 92.
Om te oordelen of er sprake is van herhaling kijken we naar de aanslagjaren 2020, 2021, 2022 en 2023.

Was er een laattijdige aangifte die werd ingekohierd op basis van artikel 342, § 4, WIB 92 in aanslagjaar 2019, dan is de laattijdige aangifte in 2024, een eerste inbreuk.

Was er een laattijdige aangifte in aanslagjaar 2020, dan is de laattijdige aangifte in 2024, een tweede inbreuk.

Was er een laattijdige aangifte in aanslagjaren 2019 én 2020, dan is de laattijdige aangifte in 2024 een derde inbreuk (want die van 2020 was een tweede, en je telt verder vanaf die inbreuk).

Boetes

Zoals eerder al aangehaald is artikel 342, § 4, WIB 92 een bewijsmiddel voor de administratie. Het is een weerlegbaar wettelijk vermoeden en geen sanctie. Ook de verhoging van de minimaal belastbare winst is niet meer dan een bewijsmiddel. Het is daarom mogelijk voor de belastingadministratie om bovenop de forfaitaire belastbare basis, eventueel verhoogd omwille van herhaling binnen de 4 jaar, ook nog bijkomende administratieve sancties toe te passen.

De plenaire vergadering van de Kamer stemde in met een wetsontwerp dat winkeliers verplicht om cashbetalingen te aanvaarden.

Tegen eind maart moeten bedrijven vanaf 20 werknemers een opleidingsplan in het kader van de arbeidsdeal klaar hebben. Een bevraging leert dat bijna 4 op de 10 kmo's dat plan vandaag klaar heeft. Ongeveer een derde moet er nog aan beginnen.

Digitaal factureren tussen bedrijven wordt verplicht vanaf 1 januari 2026. Nog ver weg, denkt u? Toch wacht u er maar beter niet te lang mee.

We gebruiken cookies om uw taalvoorkeur bij te houden en surfervaring op deze website gemakkelijker te maken. Meer weten[OK]